In 1955 wordt de Experimentele afdeling opgericht waar jonge, net afgestudeerde keramisten volop met de materialen van de fabriek kunnen experimenteren. Dit niet-commerciële initiatief richtte zich op de vernieuwing van de keramiek als vorm van kunst wat uniek was voor het Nederlands bedrijfsleven, dat immers zijn bestaan ontleent aan commerciële activiteiten en het maken van winst. De daartoe aangezocht Theo Dobbelmann, beeldhouwer, keramist en docent keramische technologie aan het Instituut voor Kunstnijverheidsonderwijs in Amsterdam, weigert dan ook in eerste instantie de leiding over deze afdeling op zich te nemen, overtuigd als hij is dat commercie en kunst niet samengaan. Gelukkig weet de directie hem toch te overtuigen.
De eerste kunstenaars die hier komen werken zijn de keramisten Lies Cosijn, Jet Sielcken, Sybren Valkema en Emmy van Deventer. In maart 1957 organiseert het Rotterdamse Museum Boijmans van Beuningen de eerst tentoonstelling van dit viertal. Deze expositie is een overweldigend succes, met als gevolg dat het experimentele werk elders in binnen- en buitenland tentoongesteld wordt. Daarna volgen vele beginnende keramisten.
De Experimentele afdeling wordt in 1977 om economische redenen opgeheven en een grote kunstveiling werd georganiseerd met werken van meer dan 20 aan de afdeling verbonden Internationale keramisten.
In het hernieuwde Royal Delft Museum is voor het eerst nu ook werk van deze Experimentele afdeling te zien. Ook werk van Lies Cosijn die van 1955 tot in 1962 als een van de eerste medewerkers op deze afdeling werkte. Zij werd in 1988 gevraagd het eerste object te ontwerpen voor de Collectie Moderne Keramiek. Deze vaas is, als onderdeel van de Collectie Moderne Keramiek, dan ook te zien.